Wat maakt een kwaliteitsindicator écht waardevol?

KPI’s zijn niet meer weg te denken. Ze vatten samen wat er is gebeurd en bieden inzicht via dashboards en rapportages. Bij eenvoudige metingen werkt dat prima: Hoeveel kosten zijn er gemaakt het afgelopen jaar? Ligt dat boven of onder de begroting? Duidelijk, meetbaar en voor iedereen begrijpelijk. Maar in ziekenhuizen en zorginstellingen draait het vaak om complexe processen die om verfijnde metingen vragen. En daar gaat het vaak mis. Onduidelijke definities, tegenstrijdige inclusie- en exclusiecriteria, of tellers en noemers die geen logische relatie hebben; het leidt tot indicatoren die hun doel missen. Het gevolg? Zorgprofessionals die afhaken en hun eigen Excel-lijstjes bijhouden. In deze blog vertelt Jeroen Buisman hoe je ervoor zorgt dat kwaliteitsindicatoren wél werken.

Wat is een kwaliteitsindicator nu écht?

Toen ik begon met het schrijven van deze blog vroeg ik me ineens af: wat is nu eigenlijk een kwaliteitsindicator in de zorg? Ik weet het, maar het zomaar even opschrijven is een tweede. Dus ik dacht: laat ik eens kijken wat de Federatie Medisch Specialisten (FMS) hierover zegt. Als iemand het weet, dan zijn zij het wel. Volgens de FMS zijn kwaliteitsindicatoren ‘meetbare instrumenten die inzicht geven in de kwaliteit van medisch-specialistische zorg, bedoeld om verbeteringen te stimuleren en risico’s te signaleren. Ze maken deel uit van een cyclisch kwaliteitsborgingsproces en worden zowel voor interne verbeteringen als voor extern toezicht gebruikt.’

Klinkt mooi, maar hoe werkt dat dan precies? Hoe zorgen deze indicatoren er écht voor dat de zorg beter wordt? En wat maakt een indicator effectief? Want als je het mij vraagt, ligt de waarde van een indicator niet in het meten zelf, maar in wat je ermee kunt doen.

Een goede indicator is eenduidig

Een van de grootste problemen met kwaliteitsindicatoren is dat ze niet altijd eenduidig zijn. Wat wordt er precies gemeten? Wat hoort er wél bij en wat niet? Dat lijkt vanzelfsprekend, maar in de praktijk gaat het hier vaak mis.

Laatst keken we naar een landelijk uitgevraagde indicator. Het document was zes pagina’s dik en opgesteld door slimme, goed opgeleide mensen met veel verstand van het onderwerp, in dit geval diabeteszorg. Maar toen we de indicator analyseerden, zagen we iets opmerkelijks.

In de inclusiecriteria stond: “Er moet een poliklinisch consult zijn geweest bij de internist, arts-assistent of diabetesverpleegkundige […]”
Twee regels verder, bij de exclusiecriteria: “Volwassen patiënten met […] een eenmalig poliklinisch consult om welke reden dan ook.”

Wat moet je dan als BI-afdeling? Welke cijfers moeten we opleveren? Dit soort onduidelijkheden komen vaker voor dan je denkt.

En dan heb je indicatoren waarbij de teller en de noemer geen relatie hebben. Het resultaat? Een percentage dat niets meer zegt. Het is alsof je meet hoeveel kilometers je hebt gereden en dat afzet tegen hoeveel euro je bij de supermarkt hebt uitgegeven. Die twee dingen hebben niets met elkaar te maken. Toch komen we dit soort definities nog te vaak tegen in de praktijk.

Begrip van data én processen

Een goede indicator begint bij duidelijkheid in de data. Maar andersom geldt ook: vanuit de zorgkant moet er begrip zijn van hoe die data wordt vastgelegd. Je kunt een indicator opstellen die meet hoe vaak een patiënt is gevallen, maar als dat nergens eenduidig wordt vastgelegd in een patiëntendossier, kun je er niets mee.

Soms worden gegevens alleen als vrije tekst ingevoerd. Bijvoorbeeld: “Patiënt is gevallen en heeft pijn aan de arm.” Maar als dat niet op een consistente manier gebeurt, is het vrijwel onmogelijk om hieruit cijfers te halen, laat staan betrouwbare cijfers. En als zorgprofessionals de cijfers vervolgens niet herkennen, verliezen ze het vertrouwen in de indicator en grijpen ze terug naar hun eigen Excel-lijstjes. Daarom moet je, als je een nieuwe indicator opstelt, niet alleen naar de cijfers kijken, maar vooral naar hoe die cijfers tot stand komen.

Indicatoren moeten relevant zijn voor de praktijk

Een kwaliteitsindicator moet voldoende waarde hebben, anders wordt hij genegeerd. Een specialist die uit eigen ervaring weet dat hij 100 patiënten heeft gezien, maar in het rapport slechts 50 ziet staan, zal de indicator direct terzijde schuiven. Ook al toont de indicator preciés wat er volgens de definitie wordt gevraagd. Daarom is het voor BI- en kwaliteitsafdelingen heel belangrijk om:
🔹 Goed te luisteren naar de zorgprofessional
🔹 Kritisch te zijn op definities
🔹 Indicatoren te toetsen aan de praktijk

Omgekeerd is het voor de zorgprofessional die inzicht vraagt ook heel belangrijk om duidelijk te zijn over wat er precies gemeten moet worden, en iets te vragen wat ook gemeten kan worden.

Kwaliteitsmanagement draait niet alleen om harde cijfers. Het draait om betrouwbare gegevens waarmee je een goed gesprek kunt voeren over de kwaliteit van zorg. Want als cijfers niet alleen kloppen, maar ook herkenbaar zijn, kunnen kwaliteitsmanagers en zorgprofessionals op basis daarvan échte verbeteringen doorvoeren.

Je krijgt wat je meet

Tot slot een belangrijke les: je krijgt wat je meet. Als je een ziekenhuis alleen afrekent op kostenbesparing, dan gaan alle inspanningen naar het verlagen van de kosten, ongeacht de impact op de zorg. Dat is de wet van onbedoelde gevolgen (The Law of Unintended Consequences).

Een klassiek voorbeeld komt uit Brits-Indië, zo hoorde ik een keer tijdens de Freakonomics-podcast:

Om de slangenpopulatie in Delhi terug te dringen, loofde de Britse koloniale overheid een premie uit voor elke dode cobra. Dat leek een slimme oplossing, totdat mensen begonnen met het fokken van cobra’s, alleen maar om ze te doden en de premie op te strijken. Toen de overheid het programma stopzette, werden de gefokte slangen vrijgelaten, met als gevolg een explosie van het aantal cobra’s. Het probleem werd niet opgelost, maar juist verergerd.

En zo werkt het ook met indicatoren. Als je niet goed nadenkt over wat je meet en waarom, kun je onbedoeld gedrag uitlokken dat totaal niet bijdraagt aan het doel dat je voor ogen had.

Wees kritisch op wat je meet

Kwaliteitsindicatoren zijn onmisbaar voor goede zorg. Maar ze moeten wél kloppen. Daarom is het belangrijk om kritisch te zijn:

Wees proactief: Wacht niet tot je een indicator voorgeschoteld krijgt, maar stel vragen en duik in de definities.
Kijk naar de relatie tussen teller en noemer: Heeft het percentage dat je berekent daadwerkelijk betekenis?
Vraag door: Begrijpen de zorgprofessionals de indicator? Herkennen ze zich in de cijfers? Zo niet, dan heb je een probleem.
Zorg dat data eenduidig wordt vastgelegd: Als registraties niet uniform zijn, kun je geen betrouwbare indicatoren maken.
Blijf elkaar bevragen: Ga het gesprek aan, zowel met zorgprofessionals als met BI-teams, en werk samen aan indicatoren die écht bijdragen aan betere zorg.

Meer weten?

Heb je behoefte aan grip op informatie, processen en kwaliteitsindicatoren? InfoReports helpt ziekenhuizen om gegevens te verzamelen, structureren en analyseren met Zorgstuur, een databeheersysteem dat bestaat uit de drie modules: InfoScope, DataScope en QualityScope. Neem contact op voor een vrijblijvend gesprek over jouw uitdagingen.

Nog geen concreet vraagstuk, maar mogen we je wel blijven inspireren? Volg onze LinkedIn-pagina.